Dat de Hoge Raad de fiscus opnieuw berispt in de slepende box 3-zaken, verbaast fiscalist Luc van Dijk niet. Of vastgoedbeleggers door dit arrest in een nieuw stelsel beter af zijn, is volgens hem nog maar de vraag.

Het arrest kende een lange aanloop. Box 3 betreft de belastingheffing op inkomen uit vermogen, maar eigenlijk is het een vermogensbelasting. Bij de invoering in 2001 bedroeg de belastingheffing effectief 1,2 procent, namelijk een tarief van 30 procent toegepast op een forfaitair rendement op het vermogen van 4 procent. Dit forfaitaire rendement was dermate laag, dat verondersteld werd dat iedereen dit, zogezegd, met twee vingers in de neus kon realiseren. Dat was in de tijd dat de banken nog een stevige rente op de spaarrekening boden.

Dat laatste werd steeds minder en er volgden procedures van belastingplichtigen die een aanzienlijk lager rendement realiseerden dan het forfait. De Hoge Raad was in deze gevallen zeer terughoudend en greep alleen in als sprake was van een individuele buitensporige last, met de kanttekening dat de wetgever hier iets aan moest doen. Het forfaitaire stelsel werd met de mantel der liefde bedekt en de wetgever deed niets.

Hand in de koektrommel

Vergelijk het met een kind dat met zijn hand in de koektrommel wordt betrapt, waarna zijn vader of moeder op vriendelijke toon uitlegt dat dit niet de bedoeling is, maar dat Jantje of Marietje voor deze keer het gepakte koekje mag opeten. Wij kregen vroeger met de houten klomp, tegenwoordig zou een ouder daarvoor uit de ouderlijke macht gezet kunnen worden, maar de boodschap was tenminste helder.

In 2017 werd box 3 enigszins aangepast, de zogenoemde vermogensmix werd ingevoerd. De fiscus ging hierbij ervan uit dat iemand meer belegt naarmate hij of zij meer vermogen heeft. Dit pakte met name voor bankspaarders dramatisch uit. De bank bood geen of nauwelijks rente, of ze moesten zelfs betalen om hun geld bij de bank te mogen parkeren, terwijl ze jaarlijks werden belast op basis van een stevig forfait.

Inbreuk op eigendomsrecht

Procedures volgden en vlak voor kerst 2021 kwam een arrest van de Hoge Raad, om die reden het Kerstarrest genoemd, waarbij de fiscus hard op de vingers werd getikt. Heffing op basis van een forfait werd beschouwd als een inbreuk op het eigendomsrecht en het discriminatieverbod van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Daarbij overwoog de Hoge Raad dat het stelsel, zoals dat gold vanaf 2017, maar weinig afweek van dat van de voorgaande jaren. Bovendien had de Hoge Raad de fiscus toch gewaarschuwd dat het stelsel een schending van het EVRM kon zijn. Tot slot had de wetgever alle tijd had gehad om met een nieuw stelsel te komen op basis van werkelijk inkomen uit vermogen.

Terugbetalen? Nee hoor

Wat deed de fiscus? Schuldbewust geld teruggeven aan de beleggers die jarenlang te veel belasting hadden betaald en het onrechtvaardige stelsel overboord gooien? Nee, dat zou te veel kosten.

In plaats daarvan bood men rechtsherstel aan diegenen die vanaf 2017 tijdig bezwaar tegen hun aanslag inkomstenbelasting hadden gemaakt en bovendien zou gecompenseerd worden op basis van een forfait. Andere beleggers die vertrouwden op een deugdelijke belastingheffing die geen bezwaar hebben gemaakt, staan dus met lege handen.

Ook voor de jaren vanaf 2023 bleef belastingheffing op basis van een forfait de regel, het zogenoemde Overbruggingsstelsel. Zoals de naam aangeeft, dit stelsel moet de periode overbruggen tussen het oude stelsel op basis van een forfait en een nieuw – nog in te voeren – stelsel op basis van werkelijk inkomen.

Overbruggingsstelsel

Het Overbruggingsstelsel deelt het vermogen op in drie categorieën, namelijk banksparen, overige beleggingen en schulden. Het forfaitair rendement op banksaldi werd nu gebaseerd op de werkelijke rente die banken betalen, die les had het Ministerie van Financiën geleerd uit het Kerstarrest, maar deze aanpassing van box 3 mocht geen geld kosten, het moest budgettair neutraal.

Dit leidde ertoe dat het forfaitair rendement op overige beleggingen nog hoger werd gesteld, namelijk op ruim 6 procent, net in een tijd dat de aandelenkoersen en vastgoedwaarden stevig achteruitliepen. Wat toen gebeurde laat zich raden: opnieuw startten belastingplichtigen procedures tegen de belastingheffing op basis van een forfait terwijl de werkelijke inkomsten daar (ver) onder lagen. Een herhaling van zetten dus, alleen dit keer niet zozeer door bankspaarders maar door beleggers.

Logische uitspraak

Na deze inleiding zal het arrest van de Hoge Raad geen verrassing meer zijn. De Hoge Raad oordeelde wederom dat belastingheffing op basis van een forfaitair inkomen in strijd is met het EVRM. Het is nu aan de belastingplichtigen om aan te tonen dat hun werkelijke rendement lager was dan het forfaitaire rendement. Diegenen die tijdig bezwaar hebben gemaakt, kunnen dus terug tot hun aangifte 2017, terwijl dit voor anderen veelal zal gelden vanaf 2021, toen bij het opmaken van de aangifte het Kerstarrest bekend was.

Onder werkelijk inkomen wordt niet alleen het directe rendement begrepen, maar ook het indirecte rendement, oftewel de waardetoename of -vermindering. Dat kan bijvoorbeeld in 2022 een voordeel zijn, aangezien de vastgoedmarkt terugliep, maar 2023 was voor veel beleggers een goed jaar.

Geen goed signaal voor vastgoedbeleggers

Het meenemen van ongerealiseerd rendement is overigens geen goed signaal voor vastgoedbeleggers. Uitgangspunt in het conceptwetsvoorstel voor een nieuw stelsel is een vermogensaanwasbelasting, waarbij voor vastgoed een uitzondering wordt gemaakt en een vermogenswinstbelasting zou gelden. Deze uitzondering komt door dit arrest mogelijk op de tocht te staan.

Ook is het de vraag hoe dit indirecte rendement wordt vastgesteld. Taxateurs zullen het druk krijgen en moeten daarbij ook nog eens in het verleden kijken. Verder mag bij vastgoedbeleggingen geen rekening worden gehouden met kosten, met uitzondering van rente. Deze beperking kan ik niet plaatsen en de vraag is, of dit voor alle kosten geldt, zoals onderhoud. Een negatief inkomen mag overigens niet naar andere jaren worden meegenomen, verliesverrekening over de jaren is dus niet mogelijk.

De fiscus is in ieder geval aan zet. Het meest logische lijkt mij dat men versneld overgaat naar belastingheffing over het daadwerkelijk gerealiseerde inkomen uit vermogen, vóór 2027. De systemen van de Belastingdienst zijn nog niet klaar om dit goed te verwerken, maar men kan er ook op vertrouwen dat belastingplichtigen netjes hun aangiften invullen. Controle achteraf is dan altijd nog mogelijk, zoals vroeger de standaard was.

Bron: https://www.vastgoedmarkt.nl/192631/box-3-hoge-raad-kraakt-fiscus-opnieuw-wat-nu